Translated with Google Translate. Original text show .
Ter zelfder tijd, dat de Amsterdamsche beau-monde het nimmer rustende stof der straten, den brandenden zonnegloed en den stank der donkerkleurige grachten naar buiten op het land of in de frissche zeelucht pleegt te ontvlieden, trekt de vreemdeling herwaarts en ziet men dikwijls het jacht van dezen of genen Britschen edelman of van een Amerikaanschen spoorwegkoning zijn anker vóor Amsterdam uitwerpen te midden eener vloot van groote en kleine handelsvaartuigen.
Van de overzij gezien, is dit een verrassend en schilderachtig schouwspel. Wat al tinten, wat al lijnen ontwaart men in 't verschiet! De gevels der huizen schemeren hier en daar door het mastbosch heen der schepen, wier kleurig vlaggedoek slechts op een koeltje wacht om zicht te kunnen ontplooien. Daken en vensters kaatsen den hellen zonneschijn met grillige vonkelingen duizendvoudig terug, terwijl hoog in de lucht de torens der kerken oprijzen als scherp geteekende, grijsschitterende silhouetten tegen den effen blauwen hemel.
Alles baadt zich in lichtglansen, tintelend en weergespiegeld op het rimpeloze watervlak, en in hetgeen er blinkt op den wal of aan boord.
Geen wonder, dat de Heer STEELINK, die deze lichtspelingen op het koper zocht uit te drukken, zich enkel van de drooge naald heeft bediend, en nauwelijks de hulp van het sterkwater van noode had. Voor een zoo zonnig natuurtafereel was de fijne luchtige naaldspits het beste middel ter vertolking.