Parijs
Aangemoedigd door de beeldhouwster Charlotte van Pallandt vertrok zij in 1929 tegen de wil van haar ouders naar Parijs waar zij in totaal elf jaar zou doorbrengen. Het werden jaren van een krap maatschappelijk bestaan - haar ouders waren erg terughoudend in financiële steun - en van straffe werkzaamheid, maar ook onderging ze de sterke belevenis van het grotestadsleven. Vriendschap en collegialiteit vond ze daar in de kring rond Conrad Kickert die elke woensdagavond elkaar opzocht; daar kwamen o.a. Wim Oepts, Van Pallandt, Mena Loopuyt en Gerard Hordijk van wie ze al gauw tijdelijk zijn atelier kon huren. Ze volgde nog tijdelijk lessen bij André Lhote en modeltekenen bij Mariëtte Lydis. Doorslaggevend voor haar latere grafische werk was de ontdekking van het atelier van Stanley William Hayter op Montparnasse, die haar alles van het etsen en van allerei nieuwe druktechnieken bijbracht.[2]
Haar grafiek uit die jaren gaf zij uit in een groot aantal mappen, waarvan de titels veelzeggend waren voor haar situatie en beleving: 'Solitudes', 'Visions et Fantômes', 'L'amour et la mort', 'Rêves et Réalités', 'L'Opéra' en 'Les Fleurs du Mal'. Het zijn litho's met groot formaat taferelen van schemerige, romantische aard, soms met een dramatische sfeer, die een unieke plaats innemen in haar gehele oeuvre.[3] Als schilderes begon zij al op te vallen; zij exposeerde in Nederland in diverse salons. Ook in Nederland werden deze werken deels vertoond, mede op voordracht van kunstcriticus Albert Plasschaert, aan wie ze nog een serie heeft opgedragen. In 1937 won zij een bronzen medaille op de wereldtentoonstelling in Parijs voor haar schilderij Landelijk Sextet, van een groepje spelende muzikanten in een bos. In de vakanties ging ze altijd terug naar haar ouders in Beetsterzwaag waar ze telkens opnieuw het gevecht met haar vader moest aangaan.[2]
In Parijs tekende ze vaak in de Jardin des Plantes en schetste er de mensen op straat en in de kroeg. Ook schetste ze regelmatig in circus Medrano, aan de Opera; haar indrukken en schetsen verwerkte ze op het atelier waar haar oeuvre gestadig groeide. In april en mei trok ze naar het Parc du Luxembourg of naar de omgeving van Parijs om er te schilderen. Het was de naderende oorlog die haar in het voorjaar van 1940 dwong om Parijs te verlaten; ze trok tijdelijk naar het Zuiden van Frankrijk, maar wist daarna naar Nederland terug te komen, waar ze zich vestigde in De Jordaan te Amsterdam.[2]