Aquarel met afgebeeld landschap bij Soesterberg.
Johannes Pieter van Wisselingh was de broer van kunsthandelaar Hendrik Jan van Wisselingh en een oom van diens beroemde zoon Elbert Jan van Wisselingh. Zij kwamen uit een welgesteld Amersfoorts gezin, waar hun vader, ook Elbert Jan geheten, de functie van keizerlijk notaris bekleedde. Johannes Pieter moet daarom de (financiële) vrijheid hebben gehad om zijn geluk als kunstschilder te beproeven.
Op 24-jarige leeftijd trad hij in het huwelijk met Jacoba Terwogt. Daarna vertrok het paar richting de Veluwe, waar Van Wisselingh zich stortte op de landschapsschilderskunst. Daarna verhuisden ze naar Den Haag, waar Johannes Pieter in 1840 in de leer mocht bij de befaamde Andreas Schelfhout. Evenals zijn grote leermeester specialiseerde de jonge Van Wisselingh zich in het maken van zomerlandschappen. Deze zijn dikwijls weids opgezet en ook zijn composities getuigen van de invloed van de grootmeester.
Van Wisselingh kon lang op één plek verblijven. Wat volgde was een drukke periode van korte verblijven in Renkum, Rhenen, Oosterbeek en Den Haag. In 1848 vestigde Van Wisselingh zich uiteindelijk ‘min of meer permanent’ in Utrecht. (‘Min of meer’, omdat hij in 1852 en 1854 toch weer een tijdje in Amsterdam verbleef). Niettemin bleek Utrecht de stad waar hij zich het meest thuis voelde. Naast schilderen was Van Wisselingh ook actief als graficus (etsen) en fotograaf. Tussen 1862 tot 1866 had hij aan de Utrechse Oude Gracht zelfs zijn eigen fotoatelier.
In 1848 werd Van Wisselingh lid van het schilderkunstig genootschap Arti et Amicitae in Amsterdam. Ook deed hij tot 1889 mee aan verschillende exposities in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Arnhem.