In 1980, in New York, maakte Francesca Woodman opnieuw een zelfportret zonder gezicht, dat van haar buste, terug op een vervaagde muur, gebarsten, haar lichte jurk op een kier latend, met in haar hand achter haar een stuk geschreven papier , waarvan ze voorzichtig een stuk scheurde, dat ze lanteerde en op haar buik legde.
Ze is als een kameleon, opgeslokt door de elementen, die opgaan in de ruimte, geabsorbeerd tussen schaduw en licht, haar lichaam staat voor een vervaagde muur, al haar ledematen, armen, benen, romp, laten de perfecte uitlijning behouden, een veelvoud van driehoeken creëren die haar vlees omhelzen, Francesca Woodman, is nog lang niet in rust, haar houdingen zijn kunstmatig, haar gezicht is nog steeds nauwelijks zichtbaar, alleen haar verstijfde lichaam is van zijn vitaliteit verscheurd.
Het spel van licht en lijnen, het contrast tussen vormen en zwart-wit, vertalen een afwisseling tussen verhulling en accentuering die de toeschouwer uitnodigt om dichterbij te komen en zijn blik aandachtiger, bijna indiscreet te stellen. Ze gebruikt het vierkante formaat, wat haar beelden een intiem karakter geeft.
"Als ik mezelf fotografeer, ben ik altijd binnen handbereik." Francesca Woodman