Na haar opleiding tussen 1959/1965 aan de KABK in 's-Gravenhage is zij begonnen met het maken van wandkleden met veelal dieren- en plantenvoorstellingen. Hierna maakte zij pastels van hoofdzakelijk landschappen en stillevens.
Rond 1992 is zij begonnen met het maken van linosneden, in het begin met een laag aantal drukgangen, maar in de loop der tijd had ze deze techniek zo ontwikkeld, dat ze ook in halftonen (zie diepdruk) en transparanten ging werken, waardoor het latere werk vaak bestond uit vijftien of meer drukgangen. Doordat Betty alles met de hand drukte was dit zeer arbeidsintensief, hierdoor is de oplage vaak niet hoger geweest dan vijf exemplaren.
Kunstenaars welke veel invloed op haar hebben gehad zijn onder meer Rein Draijer, haar docent op de academie, en de schilders Dick Ket en Morandi met hun verstilde composities. Wat betreft de meer uitbundige en kleurrijke kant hadden schilders als Matisse en Rik Wouters veel invloed op haar werk. Ze kreeg les van onder andere George Lampe, Nol Kroes, Willem Schrofer, Rudi Rooijackers en Co Westerik. In haar academietijd stond zij model voor onder andere Willem Schrofer en Rudi Rooijackers.