Janus de Winter (Utrecht 1882 - 1951 Den Helder)
´Bomenrij langs een rivier´
olieverf op triplex
74 x 59 cm.
gesigneerd linksonder en onduidelijk gedateerd (5 12 '42?)
De Winter wordt in 1882 in Utrecht geboren. Hij krijgt een baan als ambtenaar bij de Spoorwegen, ontpopt zich als visionair en schildert aanvankelijk landschappen en droomfantasieën. Wanneer hij in 1912 bekend raakt met het werk en de theorieën van Kandinsky, betekent dat een keerpunt. Vooral Kandinsky's ideeën over de psychische betekenis van zelfstandige kleuren en lijnen en de verbinding tussen kleuren en klanken slaan bij hem aan. Ze passen geheel in een mystiek geladen denktrant, die juist in die periode in bepaalde kringen van kunstenaars, musici, schrijvers en intellectuelen enorm populair is. Ook Der Sturm-schilders als Franz Marc en August Macke doen hun invloed gelden, en dat geldt ook voor de Franse symbolist Odilon Redon.
Op tentoonstellingen in Brussel (1914) en Amsterdam (1916) valt De Winter op met expressionistische werken, die sterk abstract zijn. Theo van Doesburg is er enthousiast over en wordt een hartstochtelijk pleitbezorger van zijn werken in hun 'ongekende kleurenschoonheid'. Het is de literator Frederik van Eeden die, al even onder de indruk, De Winter roemt als schildermysticus. Vanaf 1923 woont de schilder nu eens in Utrecht, dan weer Parijs, waar hij ook exposeerde en regelmatig contact had met Mondriaan. Ze waren in elkaars werk geïnteresseerd.
Over De Winter valt veel te vertellen en eveneens over zijn plaats binnen de kunsthistorie. In 1985 kreeg hij in het Centraal Museum in Utrecht zijn eerste grote overzichtstentoonstelling. De winter mag nu - ten onrechte - een weinig bekende kunstschilder zijn, in de jaren tien en twintig van de vorige eeuw was dat wel anders. In progressieve Utrechtse kunstkringen behoorde hij tot de meest spraakmakende figuren, die met zijn occult visionaire ideeën indruk maakte en werd bewonderd om zijn schilderingen, die hij regelmatig exposeerde.
Zijn oeuvre omvat schilderingen in olieverf, gouache, krijt en pastel. Het zijn droomlandschappen en kleurige natuurtaferelen met paradijsvogels, kolibries en papegaaien, maar ook tropische onderwatergezichten, en bloemen, vooral orchideeën. Bij die orchideeën ging het De Winter niet zozeer om kleuren en exotische vormen alswel om hun symbolische geladenheid: ze stonden voor de lagere driften van de mens. Vandaar dat zijn orchideeën grillige spinachtige gedaanten aannemen, grijpgrage tentakels hebben en soms eerder op monsters lijken. Het lagere in de mens boeit de schilder enorm.
Een nog fascinerender aspect in De Winters oeuvre vormen de expressionistische, (half)abstracte verbeeldingen van spirituele thema's. Zo schilderde hij menselijke aura's en gaf hij gevoelens en gedachten gestalte in kleur en vorm. Die kregen titels als 'Aura van een egoïst', 'Verbeelding van een gevoel van laster' of 'Sensitieve aanvoeling van het groeiproces van een plantenwortel onder de grond'. Daarnaast zette De Winter klanken, bewegingen en de muziek van Wagner en Beethoven om in expressionistische kleuren en ritmische, abstracte structuren. Hiermee was De Winter een van de eersten in ons land die zich toelegden op het abstracte. Een feit dat bij voorkeur over het hoofd wordt gezien. Abstractie was een term die De Winter overigens zelf nooit gebruikte. Abstractie en wetmatigheid waren ook geen doel op zich. Het ging hem om de sensatie de 'mystieke eenheid der dingen' uit te drukken in een beeldtaal die bepaald werd door het innerlijk gevoel van de kunstenaar. In een later stadium ontwikkelde zijn kunst zich in de richting van een verfijnd en decoratief naturalisme. Terwijl hij streefde naar het hogere, verdween het demonische uit zijn werk.
Zijn leven werd immers beheerst door de schilderkunst en het zoeken naar de geheimen van het eeuwig wezenlijke. Geraakt door de Oosterse filosofie en theosofie trok hij vanuit die overtuiging de lijnen heel consequent door naar zijn kunst. Zijn gedachten en theorieën daarover heeft hij ook op schrift gesteld.
Behalve schilderijen zijn er ook tekeningen en etsen van hem bekend en maakte hij in Parijs decors voor de Moulin Rouge. Voor Rath & Doodeheefver ontwierp hij behangsels met gestileerde bloem- en plantdessins. In zijn latere jaren schilderde hij vooral weer landschappen, bloemen en aquariumgezichten. Ook behoort hij tot de eersten in ons land die zich van het figuratieve afwendden om abstract te gaan werken. Dit gebeurde onder invloed van het Duits-Russische expressionisme. De Winters pastels en olieverven van bloemen - vooral orchideeën genoten zijn voorliefde -, vogels, vissen, landschappen en verbeeldingen van abstracte begrippen werden altijd snel vervaardigd. Hierin bouwde hij voort op een romantische en symbolistische traditie, waarbij hij probeerde om de mystiek en oosterse wijsbegeerte, gekoppeld aan een vrije interpretatie van Freud, tot een synthese te brengen. Zijn intuïtieve stijl is het best als expressionistisch te karakteriseren.