Gesigneerd uit 1944, ook door het atelier van P.A. Nijgh ingelijst, zie sticker achterop.
Jan Cremer woonde tegenover het atelier en kreeg aldaar zijn eerste kennis met het kunstvak.
Pieter Arie Nijgh kreeg zijn opleiding aan de Tekenschool voor Kunstambachten te Amsterdam en daarna aan de Staatliche Hochschule für Bildende Künste in Berlijn. Op advies van zijn ouders volgde hij geen officiële kunstopleiding. In zijn jonge jaren maakte hij muurschilderingen en was toen ook werkzaam als decorontwerper. Later beperkte hij zich voornamelijk tot de schilderkunst, met een voorkeur voor het Nederlandse landschap.
Hij woonde en werkte achtereenvolgens in Amsterdam, Duitsland, Zwitserland en Italië. In Duitsland werkte hij als graficus. Op zijn wandelreizen naar Zwitserland en de Italiaanse kunstcentra verdiende hij de kost met het schilderen van hoteldecoraties en toneelcoulissen.
In 1901 kwam hij naar Enschede waar hij als kunstenaar gerespecteerd werd. Aan de Emmastraat in Enschede had hij een schildersbedrijf en lijstenmakerij. Daar was hij de overbuurman van Jan Cremer. Jan maakte bij Pa Nijgh kennis met tekenen, schilderen en olieverf. Cremer heeft dat beschreven in een autobiografisch verhaal “Wolf” in zijn roman “De Hunnen”.
In Enschede noemde men Pieter Arie Nijgh naar zijn initialen (P. A.) gewoon Pa Nijgh. Nijgh was dol op het Twentse landschap en maakte talloze aquarellen van boerderijen, bossen en beken rond Enschede. Daarmee werd hij een geliefd schilder van het Twentse landschap, populair bij een groot publiek.
Nijgh behoorde ook tot de "Twentsche Kunstkring".