Klaar! Gaat in de winkel, gelijk. (…) Honderdvijftig gulden”.
Op zijn erf, in zijn zelf gebouwde woning, te midden van zijn vijf
vrouwen, zet een wit geschminkte man met driftige gebaren in zo’n drie
minuten een danseres op papier terwijl André van Duin en de camera van
Van Duins sketchserie
Thuis bij… toekijken. Zo kent Nederland Anton Heyboer (Sabang, Indonesië, 1924 – Den Ilp, 2005).
Wat men doorgaans niet weet is dat Heyboer in de jaren 60 en 70
een gevierd kunstenaar was wiens werk werd aangekocht door het MoMA in
New York, getoond op de Documenta in Kassel, en met grote
tentoonstellingen werd geëerd in het Gemeentemuseum Den Haag en het
Stedelijk Museum Amsterdam. In 1975 werd hij zelfs samen met
David Hockney en Lucian Freud in LACMA in Los Angeles gepresenteerd als
een van de belangrijkste Europese schilders van dat moment. Veertig
jaar na zijn laatste grote museale tentoonstelling wil het
Gemeentemuseum de internationale kwaliteit van zijn oeuvre opnieuw voor
het voetlicht brengen. De tentoonstelling toont de ontwikkeling van zijn
oeuvre met de nadruk op de periode 1956-1977, maar belicht ook het
‘systeem’ waarmee de kunstenaar een manier vond om het leven voor
zichzelf dragelijk te maken. Zo wordt duidelijk hoe het leven en werk
van Heyboer onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.