Het zijn niet de minste musea die schilderijen van Ernst van Leyden (1892-1969) in de collectie hebben. Om maar een greep te doen: het Stedelijk Museum in Amsterdam, Boijmans van Beuningen in Rotterdam, het Haags Gemeentemuseum, maar ook Musée d’Art Moderne in Parijs, de Tate Gallery in Londen en het Guggenheim Museum in New York. En nog veel meer musea bezitten werk van deze kunstenaar die bij leven zeer succesvol was. Van Leyden reisde de halve wereld af en liet een spoor van kunstwerken achter.
Hij doorliep de kunstacademies van Rotterdam, Brussel, Berlijn en Londen en schilderde rond 1915 zijn eerste impressionistische stadsgezichten, waarin invloeden van zijn kunstvriend Raoul Hynckes zichtbaar zijn. Van Leyden was een echte netwerker: hij onderhield intensieve contacten met Bart van der Leck, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld. In die tijd, rond 1920, werkte hij vooral in zijn atelier op Urk, dat toen nog een echt eiland was. Daar schilderde hij de vissersvloot en andere oer-Hollandse taferelen in een kubistische stijl, die lijkt op de stijl van zijn vriend Jan Sluijters. In 1923 kreeg hij de Koninklijke Subsidie en verhuisde hij naar Parijs, waar hij Piet Mondriaan weer ontmoette.
Van veel welgestelden kreeg hij opdrachten en portretteerde de culturele elite. Onder hen bevonden zich ook Europese bannelingen als de schrijvers Thomas en Heinrich Mann en Bertolt Brecht. Ook Salvador Dalí, Igor Stravinsky, Jean Renoir, Aldous Huxley, Man Ray, Henry Miller en Charlie Chaplin.
Bron: Ernst Oskar Moritz van Leijden, tentoonstellingscatalogus Stedelijk Museum Amsterdam 1959/1960.