De kunstenares Leentje Linders (1942) rondde in 1972 haar opleiding
af aan de Vrije Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag.
Ze bekwaamde zich in schilderen,
beeldhouwen, modeltekenen, dansen en etsen. Sinds haar afstudeertijd
heeft Linders zich toegelegd op het specialiseren en perfectioneren
van de oude 15de-eeuwse etstechniek. Hiermee wil ze een lijn trekken
tussen heden en verleden.
In haar voorstellingen laat Linders
vliegtuigen vliegen boven oude zeekaarten of op een perkamenten
ondergrond met duistere teksten waarin beroemde namen zoals Leonarda
da Vinci en Michiel de Ruyter te ontdekken zijn. Leentje Linders
versterkt deze voorstellingen door het gebruik van een aantal
basiskleuren, zoals azuurhemelsblauw, turkoois blauw, het donkere
blauw van het zuidelijke water, sepia, okergeel, bruin - allemaal
kleuren van hemel, zee en aarde. Om ons er aan te herinneren dat de
mens een aardbewoner is, dat hout het basismateriaal was van oude
schepen, dat roest ijzer aantast. Maar zij brengt de kleuren nooit op
een systematische manier aan. Een pinas uit de 17e eeuw kan even
staalblauw zijn als de romp van een fregat. Een mijnenjager heeft de
roodbruine kleur van oud dennenhout. Een cockpit van een F-16 kan de
okerkleuren krijgen van de vliegende machines van Da Vinci.