Fraaie houtskooltekening van Mesdag met voorstelling van landschap met vrouwen werkend op het land bij een boerenkar met op de achtergrond een paard en wagen.
Het betreft de originele schets "Op het land" van Mesdag uit schetsboek (SB) 3.
Mesdag werd geboren in Groningen als zoon van een stijfselfabrikant en bankier. Al op jonge keeftijd toonde hij belangstelling voor tekenen en schilderen en kreeg hij les van J.H. Egenberger, directeur van Academie Minerva. In eerste instantie maakte hij carrière in het bedrijf van de familie, maar in 1866 gaf hij deze op en besloot hij definitief als schilder te leven, daarin aangemoedigd door zijn vrouw Sientje, die ook een artistieke belangstelling had. Die zomer vertrok hij naar Oosterbeek, dat toen bekendstond als het 'Hollandse Barbizon'. Later introduceerde zijn achterneef Lourens Alma Tadema hen in Brussel bij Willem Roelofs, die daar zijn leermeester werd. Zeegezichten In 1868 trok hij naar het waddeneiland Norderney, waar hij de zee ontdekte. De luchten en de sfeer zouden de basis worden voor zijn artistieke bestaan.
Hij verhuisde naar Den Haag en liet een huis bouwen aan de Laan van Meerdervoort, dat nu deel uitmaakt van het museum De Mesdag Collectie. Vaak huurde hij in Scheveningen een kamer in de Villa Elba, het latere Hôtel Rauch, om dicht bij de zee te kunnen zijn. Mesdag speelde een belangrijke roll in het culturele leven in Den Haag en was nauw betrokken bij de oprichting van de Hollandsche Teekenmaatschappij. Samen met Anton Mauve en Willem Maris zat hij in het bestuur en organiseerde ieder jaar een aquarellen-expositie.
Verder was hij lid van het schilderkunstig genootschap Pulchri Studio, waar hij eerst voorzitter was en daarna erevoorzitter tot zijn overlijden. Hij en zijn broer Taco verwierven in 1896 het huis aan het Lange Voorhout, om er de Pulchri-exposities in onder te brengen. Pulchri is er nog steeds gevestigd.
Het Panorama Mesdag is zijn bekendste en grootste schilderij. Hij schilderde het in 1881 samen met zijn vrouw Sientje en de jongere collega-schilders Th. de Bock, G.H. Breitner en B.J. Blommers.
Naast belangrijk kunstenaar was Mesdag ook een vooraanstaand verzamelaar. In 1903 schonk hij het Museum H.W. Mesdag met de hele collectie aan de Staat der Nederlanden.